Bidden, studeren en werken

Op de voorgrond

Honderdvijftig jaar geleden werd de benedictijnenabdij van Maredsous gesticht

  • Benedictijnse leven in korte periode hersticht
  • Sterk verbonden met ‘katholiek reveil’
  • Als levenskeuze vandaag niet langer vanzelfsprekend

Abdijen, zoals hier Maredsous, blijven mensen aantrekken. © Bruno D’Alimonte/Explore Meuse
Abdijen, zoals hier Maredsous, blijven mensen aantrekken. © Bruno D’Alimonte/Explore Meuse

In 1872 werd vanuit het Duitse Beuron de benedictijnenabdij van Maredsous opgericht. Dat was een belangrijk moment in het katholieke reveil in ons land en een sleutelgebeurtenis voor de heropleving van het benedictijnse leven in de Lage Landen. Van het glorierijke abdijleven van vóór de Franse Revolutie was immers zo goed als niets overgebleven. In 1899 stichtte Maredsous op haar beurt de Sint-Andriesabdij in Brugge en abdij Keizersberg in Leuven. In dezelfde periode herstichtte een kleine groep monniken uit Dendermonde het oude Affligem (1887) en begon de Sint-Pietersabdij in Steenbrugge (1897). Vanuit het Franse Solesmes, in 1863 Beurons moederabdij, vonden er tegelijk stichtingen plaats in Nederland. Het benedictijnse kloosterleven was dus sterk verbonden met de periode van het ‘rijke roomse leven’. Vandaag is Maredsous met een dertigtal kloosterlingen nog steeds de grootste abdij, de andere kloostergemeenschappen zijn uitgedund en sterk vergrijsd.
Wat rest er dan van het benedictijnse charisma? De Nederlands-Duitse benedictijn Thomas Quartier, hoogleraar monastieke en liturgische studies aan de KU Leuven en Radboud Universiteit Nijmegen en monnik van de abdij Keizersberg, vindt het wezenlijk voor het monastieke leven de erfenis te koesteren, maar niet als een museum. „Er wordt te veel de nadruk gelegd op het materiële monastieke erfgoed”, meent hij. „Laten we eerst kijken naar het immateriële. De kern daarvan is de liturgie. Toen ik tien jaar geleden als veertigjarige koos voor het monastieke leven, gaf voor mij de liturgie de doorslag. Nog meer dan andere orden is voor benedictijnen de liturgie het meest wezenlijke kenmerk. Het was dan ook geen toeval dat in de negentiende eeuw de liturgische beweging op gang kwam in de abdijen. Dat waren heuse laboratoria en ook de benedictijnen in de Lage Landen speelden daarin een rol. Het hele leven van een monnik is dan ook één grote liturgie. Ora, lege et labora wil zeggen bidden, studeren en werken. Dat toont zich in de structuur „De behoefte aan monastieke kiemcellen blijft levensgroot” van ons dagelijkse leven, de stilte die we eerbiedigen en de stijl van ons kloosterleven.”
Zowat honderd jaar geleden trok dat velen aan. Er waren overvloedig veel intredes. Vandaag is dat verleden tijd. „De tijdsgeest is veranderd”, beaamt Thomas Quartier, die dit jaar in Nederland de titel Theoloog des Vaderlands draagt. „Voor velen blijkt het deugddoend zich gedurende enkele dagen te laven aan ons charisma, maar als levenskeuze is het niet meer vanzelfsprekend. Dat is wezenlijk anders dan in 1880 en dus moeten we ons charisma heruitvinden. De behoefte aan monastieke kiemcellen blijft levensgroot. De grootsheid van de negentiende eeuw past ons niet meer. Kijk maar naar de gebouwen in Maredsous en Keizersberg. Er zijn nog altijd mensen die zich geroepen voelen, maar de trend bestaat uit kleinschalige gemeenschappen van een handvol monniken. Als wij met vijf de vespers zingen, is dat uiteraard anders dan met vijftig. Het komt er dus op aan creatief te zijn, zoals dat vandaag gebeurt in Keizersberg met het coworkingproject Labora. Andere abdijen werken samen met een universiteit. Mijn enige zorg is dat de kleine kiemcellen het uithouden. Maar ik ben niet pessimistisch. We staan op een kantelpunt.”
De benedictijnen van Maredsous, Sint-Andries en Dendermonde hadden of hebben een gerenommeerde abdijschool. „Zo’n school is een afgeleide van ons charisma, maar een kerntaak is onderwijs niet, ook al heeft het veel betekenis”, zegt Quartier. „In de toekomst zal gastvrijheid wezenlijk belangrijk zijn, in de zin van ons liturgisch leven beschikbaar te stellen voor pelgrims. Dat past goed bij onze tijd. De nood aan rituelen is immers groot. Het klooster is ook een model voor de parochie van de toekomst. De grote denkers van de liturgische beweging zagen eerst de leefgemeenschap en dan pas de vierende. Veel parochies zijn nog te sterk gericht op dienstverlening. In een abdij komt het er allereerst op aan samen te leven. Elke parochie zou een beetje klooster moeten zijn.”

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier