‘Sociale rechtvaardigheid is de basis van mijn carrière’

Klapstoel
Hans Kluge
Regionaal directeur Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie

Als zoon van diepgelovige West-Vlaamse zorgverstrekkers die geregeld naar Lourdes trokken, kreeg Hans Kluge de drang om geneeskunde toegankelijk te maken met de paplepel ingegoten. Nu leidt hij de Europese afdeling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nauwelijks had Hans Kluge (52)zijn kantoor in Kopenhagen ingericht of het coronavirus had heel Europa in zijn greep. Vlak vóór zijn verkiezing had hij nog alle 53 landen van de Europese regio van de WHO bezocht, ook Centraal-Azië. „Dat kunnen we ons nu amper nog voorstellen”, zegt hij over die campagne. Toch ontwaart hij in 2021 vooral kansen voor een solidaire samenleving, niet het minst tussen de deelstaten onderling.

Hans Kluge: „We zitten middenin de grootste immunisatiecampagne aller tijden.” © Belga Image
Hans Kluge: „We zitten middenin de grootste immunisatiecampagne aller tijden.” © Belga Image

– Met welke achtergrond begon u aan uw taak bij de Wereldgezondheidsorganisatie?
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 zocht Artsen Zonder Grenzen iemand om het tuberculoseprogramma van de organisatie uit te rollen in de gevangenissen in Siberië. Dat was immers een volstrekte ramp gebleken. Ik werkte toen als klinisch geneesheer voor Artsen Zonder Grenzen in het Afrikaanse Liberia, maar die missie in Rusland sprak me aan. Het was slechts voor zes maanden, dacht ik, maar ik bleef er uiteindelijk twee jaar. Dat komt ook omdat ik er een meisje leerde kennen met wie ik inmiddels 25 jaar ben getrouwd. Terwijl zij haar studies afwerkte, opende de WHO een bureau in Moskou. Ze zochten iemand met kennis van westerse geneeskunde en die bovendien wist hoe om je met Russen moet omgaan. Ik bleek de geknipte kandidaat. Na omzwervingen in Myanmar en Noord-Korea belandde ik in 2009 in het regionale bureau van de WHO in Europa, als directeur gezondheidssystemen. Toenmalig minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open Vld) en minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders (MR) droegen me in 2019 uiteindelijk voor als regionaal directeur, een positie waarvoor ik werd verkozen door de 53 landen van de Europese regio.
– U was nog maar net aangesteld, toen in Europa de coronapandemie in volle hevigheid uitbrak. Was u daarop voorbereid?
Uiteraard had ook ik de omvang van die pandemie verkeerd ingeschat en had ik me mijn eerste jaar aan het hoofd van de WHO in Europa anders voorgesteld. Plotsklaps werd ik gebombardeerd tot crisismanager. Ik had nooit gedacht dat mijn ervaring met crisisbeheer bij Artsen Zonder Grenzen me nog zo van pas zou komen. Snel beslissingen nemen, soms met ontbrekende wetenschappelijke steun, bleek ineens weer van levensbelang. Dat was nieuw voor de WHO. Het werd een jaar in terra incognita, een jaar van politieke duisternis en wetenschappelijke onzekerheid. Daardoor zijn er fouten gemaakt, maar het is beter die fouten recht te zetten dan noodzakelijke beslissingen uit te stellen. Ik had snel door dat de zeventig mensen van het urgentieteam niet zouden volstaan om de crisis de baas te kunnen en dus vorderde „De basisscholen moeten zo lang mogelijk openblijven” ik alle 700 werknemers van de WHO op in urgentiemodus.

– 2021 werd aangekondigd als het jaar waarin we de strijd tegen het coronavirus beslechten en de vrijheid herwinnen. Daarentegen lijkt er van een eensgezinde aanpak over de landsgrenzen heen weinig sprake. Welke rol speelt de WHO daarin?
Anders dan de Europese Unie werken wij met veeleer zachtaardige instrumenten. We vaardigen geen wetten of sancties uit, maar ondersteunen de landen in hun aanpak en moedigen iedereen aan om samen te werken. De meeste landen hanteren inmiddels het WHO-principe voor de scholen. Met name de basisscholen moeten, indien de omstandigheden dat toelaten, zo lang mogelijk openblijven. We kunnen ons immers geen verloren generatie veroorloven. Voor veel landen is het echter een moeilijk evenwicht tussen internationale solidariteit en nationaal belang.
– Merkt u dat het geloof in de medische wetenschap taant?
Jazeker. Het vertrouwen van de bevolking in de wetenschap herstellen, is een van de uitdagingen waarvoor we staan. Heldere en eenvoudige communicatie is daarbij belangrijk en dat vind ik een troef van minister van Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke (sp.a). Hij geeft toe dat we niet alles weten. Dat verwacht de bevolking trouwens ook niet, maar je moet er wel over communiceren. We zitten middenin de grootste immunisatiecampagne aller tijden. Ik begrijp dan ook drommels goed dat twijfel en zenuwachtigheid de kop opsteken. Dat moet je niet negeren, je moet daar aandacht voor hebben en die bezorgdheden ernstig nemen.
– U maakt geen geheim van uw geloof. Welke invloed heeft dat op uw werk?
Sociale rechtvaardigheid was de basis van mijn carrière. Dat kreeg ik mee van mijn diepgelovige ouders. Mijn vader was hoofdtraumatoloog in het stedelijk ziekenhuis in Roeselare en hield gratis consultaties voor geestelijken. Samen met mijn zus was ik tien jaar lang misdienaar in de kapel van het ziekenhuis. Van mijn vader kreeg ik de raad om iedereen te helpen, ongeacht geloofsovertuiging of eender welk demografisch gegeven. Dat is precies waarnaar ik streef in de WHO.

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier