‘Het is verkeerd je superieur te voelen omdat je iemand helpt’

Klapstoel
Magnus MacFarlane-Barrow
Internationaal directeur van Mary’s Meals

Hij is vader van zeven, maar elke schooldag voedt hij onrechtstreeks anderhalf miljoen kinderen. Mary’s Meals, de liefdadigheids- organisatie die Magnus MacFarlane- Barrow (51) in 2002 oprichtte in een school in Malawi, bekostigt vandaag immers schoolmaaltijden in achttien landen.

Magnus MacFarlane-Barrow tekende het verhaal van Mary’s Meals in 2015 op in een boek. Dankzij de Belgische tak van de organisatie is De loods die een miljoen kinderen te eten gaf, naar de schuur in zijn Schotse geboortestad die als hoofdkwartier fungeert, nu ook in het Nederlands te lezen. „Mensen noemen mij de stichter van Mary’s Meals”, zegt MacFarlane-Barrow. „Wie het hele verhaal leest, begrijpt echter meteen dat dat niet klopt.”

Magnus MacFarlane-Barrow: „Het gebed breekt me open, zodat ik naar anderen kan luisteren.” © Violet Corbett Brock
Magnus MacFarlane-Barrow: „Het gebed breekt me open, zodat ik naar anderen kan luisteren.” © Violet Corbett Brock

– Wie is dan wel de stichter?
Ik verwijs altijd naar de veertienjarige Edward die ik in Malawi ontmoette. Ik vroeg hem naar zijn ambities. Hij zei dat hij graag voldoende te eten zou hebben en naar school zou willen en dat gaf de aanzet tot Mary’s Meals. Voordien en nadien waren er echter ook vele ontmoetingen die een leerschool voor me waren. In 1993 stopte ik tijdelijk als zalmkweker om goederen naar Bosnië te brengen, waar toen de burgeroorlog woedde. In de vluchtelingenkampen daar trof ik mensen die veel beter opgeleid waren dan ik, maar toch hulp nodig hebben. Het leerde me dat het altijd verkeerd is om je superieur te voelen omdat je iemand helpt. Vandaar dat Mary’s Meals steevast de plaatselijke gemeenschap betrekt om het project op een nieuwe school te realiseren. Het is geen organisatie van vrijgevige rijken aan de ene kant en wachtende armen aan de andere kant. Alleen al in Malawi steunen we op 18.000 plaatselijke vrijwilligers.
Vanochtend hoorde ik nog het evangelie over Jezus die de leerlingen aanmaant opnieuw als kinderen te worden en ik moest denken aan een straatjongen die ik ooit in Colombia ontmoette. Ik was op stap met een priester die eten uitdeelde en in ons kielzog volgde een Schotse journalist. Ze vroeg de jongen wie zijn beste vriend was. „God,” antwoordde hij, „want Hij zorgt dat ik alles heb wat ik nodig heb.” Die jongen evangeliseerde me die dag.
– Heeft iemand zoals u, geboren in een katholiek gezin, dan evangelisatie nodig?
Het is nooit goed te menen dat je compleet bent. We zijn allemaal een work in progress. En telkens opnieuw leer ik dat alles wortelt in het gebed. Het lijkt vaak belangrijker rond te rennen en te handelen, maar via het gebed helpt God ons op onverwachte manieren veranderen. Het voorkomt dat je je passie of verlangens kwijtraakt of afgeleid raakt en het breekt je open, zodat je in staat bent te luisteren naar anderen.
– Is Mary’s Meals ook een ‘work in progress’?
Het is een mooi verhaal. Overal waar we maaltijden „Mary’s Meals is een mooi verhaal, maar we hebben niet meer dan een eerste hoofdstuk af” aanbieden, komen er meer kinderen vaker naar school en boeken ze betere resultaten. Maar ook al schreef ik er al een heel boek over, we hebben niet meer dan een eerste hoofdstuk af. Er zijn altijd landen die vragen om bij hen op te starten en waar we al actief zijn, staan er altijd scholen op de wachtlijst. Mary’s Meals voelt ook telkens nieuw aan, hoe eenvoudig onze formule ook is en hoe vaak we ze ook herhalen. Hoe een project vorm krijgt op een nieuwe plek, met nieuwe mensen en in een nieuwe cultuur, zoals onlangs nog in Madagaskar en in Polen, is telkens een ontdekkingsreis.
– Sommigen noemen u een missionaris. Wat vindt u daarvan?
Dat vind ik niet erg. We evangeliseren niet rechtstreeks en staan open voor mensen van alle overtuigingen. Bovendien zijn de maaltijden een vrijblijvend geschenk. Ik merk echter almaar vaker dat Mary’s Meals mensen laat ervaren wat het christendom kan zijn in de wereld vandaag, alsof God de organisatie gebruikt om mensen nieuwe hoop te geven. In die zin zijn we een soort missionarissen.
– U verkocht ooit uw huis om aan ontwikkelingshulp te doen. Offert u zich op?
Op geen enkele manier. Ik ervaar mijn werk nooit als een last en mijn eerste roeping is vandaag trouwens die van echtgenoot en vader. Begin jaren 1990 had ik echter vrouw noch kinderen. Ik had het aan de universiteit geprobeerd, maar na zes maanden stond ik weer in mijn dorp, omdat ik te verlegen en onzeker was. Ik werd zalmkweker. Er gingen dagen voorbij dat ik niemand ontmoette, maar ik hield van dat rustige leven, zes jaar lang. Had iemand me toen verteld dat ik overal ter wereld groepen zou toespreken, dan was ik snel weggerend. Toen kwamen mijn broer en ik echter thuis van onze eerste, impulsieve rit naar Bosnië, de eerste keer dat we boven een pint een plan bedachten en het nog uitvoerden ook, en bleek er een nieuwe berg hulpgoederen klaar te liggen. Stoppen bleek veel moeilijker dan beginnen. En dat verhaal herhaalt zich sindsdien. Ik noem het Gods plan voor mij, maar Hij heeft er een voor iedereen.

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier