Binnen en buiten

Standpunt

Vandaag begint in de wereldwijde Kerk de jaarlijkse vasten, bij ons ook wel de veertigdagentijd genoemd. Die naam ligt nogal voor de hand, tussen Aswoensdag en Pasen liggen namelijk veertig dagen, als we tenminste de zondagen niet meerekenen. Die veertig dagen zijn natuurlijk niet toevallig gekozen. De evangelisten Mattheus, Marcus en Lucas beschrijven elk op hun manier hoe Jezus zich veertig dagen lang terugtrok in de woestijn, gedreven door de Geest.
De volgende vraag luidt dan: kozen de evangelisten hier toevallig voor het getal veertig? Wellicht niet, het is immers een typisch Bijbels getal. Mozes en zijn volk doolden veertig jaar door de woestijn nadat ze uit Egypte vertrokken waren. Dat was een tijd van beproeving, maar ook van uitkijken naar het beloofde land. Diezelfde Mozes verbleef veertig dagen op de Sinaïberg, waar zijn wachten beloond werd met de tien geboden. In Genesis lezen we dan weer dat het tijdens de zondvloed veertig dagen en nachten onophoudelijk regende. Een barre tijd voor Noach en zijn familie, gevangen in de benepen ruimte van hun ark. Tegelijk is dat de aanloop naar een nieuw tijdperk.
Er zijn nog een rist andere voorbeelden te vinden waarbij het getal veertig een bijzondere rol speelt in de verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament. Alles wijst er dus op dat we die tijdsaanduiding niet letterlijk hoeven te nemen, maar vooral de symboliek moeten begrijpen. Het gaat meestal om periodes van inkeer en beproeving, maar bovendien van hoop en verwachting. Die elementen vinden we ook terug in de beschrijving van Jezus’ eigen veertigdagentijd. De evangelisten vertellen hoe de duivel hem op de proef stelt. Tegelijk is het een periode van hoop en verwachting, want kort daarna verzamelt Jezus zijn apostelen en begint hij zijn openbare leven.
Jezus keerde zich dus eerst naar binnen en vervolgens Door onszelf in vraag te stellen, creëren we ruimte voor anderen en voor God naar buiten. Eerst moest hij door een periode van soberheid en inkeer, ongetwijfeld soms worstelend met zichzelf. Daarna was hij klaar voor de buitenwereld. „In de kracht van de Geest keerde Jezus terug naar Galilea en men sprak over Hem in heel de streek. Hij trad nu op als leraar in hun synagogen en werd algemeen geprezen”, lezen we daarover (Lucas 4, 14-15).
Tot die beweging, van binnen naar buiten, nodigt de vasten ons allen uit, elk jaar opnieuw. Veertig dagen lang krijgen we de kans om stil te staan bij onszelf en onze manier van leven, denken, spreken, geloven, bidden… De vasten is tegelijk een periode van minder en van meer. Minder luxe en overvloed, minder afleiding door wereldse bekommernissen, minder onszelf in het centrum van de wereld plaatsen. Meer inkeer, bezinning, aandacht voor wat echt van tel is. Minder ik en meer de ander. Minder onze eigen zin doen en meer meebouwen aan het rijk Gods.
Er schuilt dus een paradox in de vasten: terwijl we ons meer naar binnen keren, beseffen we dat het buiten te doen is. Door onszelf in vraag te stellen, creëren we ruimte voor anderen en voor God. Na veertig dagen zijn we dan helemaal klaar voor verlossing en verrijzenis.
Pasen is schijnbaar het einddoel, maar eigenlijk een nieuw startpunt. Op Pasen ontstond ooit ons geloof. De kruisiging was nodig om het christendom mogelijk te maken, want het kon slechts bloeien in het besef dat Christus er altijd voor ons is. Nadat de apostelen zich eerst opsloten, dus naar binnen keerden, beseften ze pas door Pasen dat hun opdracht in de buitenwereld lag.
Dat is voor ons niet anders. Moge de vasten een deugddoende periode zijn, met tijd voor de innerlijke mens. Laten we evenwel niet vergeten dat Pasen ons steeds weer onstuitbaar naar buiten jaagt, de straat op, de wijde wereld in, tussen de mensen.

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier