‘Alstublieft, steun Caritas’

Klapstoel
Johan Bonny
Alleen in Syrië

Twaalf jaar was hij in Rome verantwoordelijk voor de oecumenische contacten met het Midden-Oosten. „Toen ik bisschop werd in Antwerpen, sloeg ik die bladzijde om qua werk, maar niet in mijn hart”, vertelt mgr. Bonny. Helemaal alleen waagde hij zich tussen het puin, dwars door Syrië. „Ik wilde de mensen gewoon nabij zijn, als teken van vriendschap en verbondenheid. Dat waardeerden ze enorm.”

Vóór zijn vertrek naar Syrië was het er redelijk rustig, eens hij er was flakkerde het geweld op. „Die eerste nacht in Damascus hoorde ik voor het eerst in mijn leven bommen ontploffen, drie kilometer verderop”, vertelt mgr. Bonny. „Ik stapte er in mijn eentje door de christelijke wijk naar de Syrisch-orthodoxe patriarch. Nadien vernam ik dat een bom er pas een kind op weg naar huis doodde en twee verwondde. Tijdens ons gesprek ontplofte daar opnieuw een tuig.”

Mgr. Bonny is onder de indruk van de verwoesting in Aleppo. © Bisdom Antwerpen
Mgr. Bonny is onder de indruk van de verwoesting in Aleppo. © Bisdom Antwerpen

– Met welke indrukken keerde u terug?
Overal zag ik vernieling. En spooksteden. De binnenstad van Homs, zo groot als Antwerpen binnen de ring, is weggevaagd. Het lijkt wel het door brandbommen verwoeste Dresden of Hiroshima na de atoombom, maar op grotere schaal en op amper vier uur vliegen van hier. Het is al weg! Ik blijf achter met een gevoel van ontgoocheling dat zoiets vandaag mogelijk is, een gevoel van ontzettende hulpeloosheid. De media verslaan het heetst van de strijd, maar wie bekommert zich nadien om het lot van die ontelbare onschuldige slachtoffers? Ik zit ook met een gevoel van onbegrip voor de onwil van de betrokken partijen om te komen tot een oplossing.
Zo mogelijk nog meer indruk maakte de vernieling in Aleppo. Daar was ik vroeger een keer of zes. Het was een bruisende stad, een stad van alle kleuren en gezindten. Het is al weg! De bevolking is meer dan gehalveerd. Mannen tussen achttien en 42 jaar zie je er amper. Allen vervullen ze hun militaire dienst, behalve enige zonen. Jongeren die geen hogere studies doen, vluchten naar Libanon om niet te worden opgeroepen. Universitairen krijgen uitstel voor de duur van hun studie en twee bisjaren, daarna proberen ze zo snel mogelijk het land uit te geraken. Ook de handwerklieden trokken weg. Er is geen handel, geen toerisme, geen internationaal transport, geen vliegveld. Het is al weg! Zelfs ngo’s mogen er niet in. Er is een embargo op het invoeren van goederen en geld. Zowat de enige hulporganisatie die functioneert, is Caritas, omdat ze opereert onder verantwoordelijkheid van de lokale Kerken.
– Mogen Syriërs nog christen zijn in hun land? Durven ze dat nog wel?
De twijfel daaromtrent is groter dan ooit en niemand durft die vraag te beantwoorden. Toch gaat het niet om een oorlog tegen christenen. Jawel, er werden kerken verwoest, maar zij waren niet het eerste doelwit. Het gaat veeleer om nevenschade. De christenen zitten in de tang tussen islamitische strekkingen en internationale milities die elkaar in hun stad bevechten. Omdat het zo onveilig is en er geen werk is, trekken ze weg. Bovendien hebben ze voor de zoveelste keer de indruk dat zij er ginds te veel aan zijn. Een aantal overtuigden, meestal bejaarde grootouders, blijven vooralsnog, maar hun kinderen en kleinkinderen zijn al vertrokken.
Of er nog toekomst is voor de christenen in Syrië en het Midden-Oosten, hangt af van de afloop van de strijd en van de vraag of een politiek project kan komen dat de spanningen tussen moslims regelt, ruimte laat voor economie en handel met de buurlanden en christenen kansen biedt om de samenleving mee herop te bouwen.
– Wat kunnen wij, hier in België, dan doen?
De zorg voor de vluchtelingen is een eerste plicht en ligt wel degelijk „Ik wil mensen bijeenbrengen en begeleiden om daar hulp te bieden” binnen onze mogelijkheden. Humanitaire corridors bieden enkelen van de meest kwetsbaren een uitweg, maar zijn geen oplossing voor de ontelbare achterblijvers. Daarom doe ik een warm en dringend pleidooi om Caritas te steunen, zowat de enige – bovendien katholieke – ngo die in Damascus en Aleppo hulpgoederen brengt tot bij de minstbedeelden. Caritas koopt graan, melk, groenten en vlees op lokale markten, brengt patiënten tot bij medische hulp en betaalt de kosten, ondersteunt universiteitsstudenten, levert voedsel en medische zorg aan alleenstaande bejaarden, begeleidt getraumatiseerde kinderen en jongeren enzovoorts. Dat alles zonder onderscheid te maken naar geloof. Voor Caritas telt slechts de mens in nood.
Na mijn bezoek wil ik een oproep lanceren en mensen met diplomatieke, humanitaire of internationale ervaring bijeenbrengen in een taskforce die humanitaire hulp helpt organiseren voor Syrië via Caritas. Zodra het veilig is om door Syrië te reizen, wil ik die groep begeleiden om ter plekke te bekijken welke hulp we best bieden. Dat is een antwoord op de vraag van alle kerkleiders daar: „Haal onze christenen niet weg, help ons hier.” We moeten hun kansen in Syrië vergroten, zodat zij een bijdrage kunnen leveren aan de heropbouw van de samenleving.
– Sommige katholieken beschouwen islamitische vluchtelingen als een bedreiging. Begrijpt u dat?
Ik raad iedereen aan om niet meteen te oordelen, maar eerst de mens achter de gewone moslim te ontmoeten. Ga op bezoek bij een vluchtelingengezin in uw buurt, sla een praatje met die mama aan de schoolpoort, met uw collega-kassierster of met de islamitische verpleegster die u verzorgt. U zult zien dat zij weliswaar een ander geloof hebben, maar als mens veel meer gelijken op ons dan we denken. En ja, we moeten in eigen land al het mogelijke doen om radicalisering onder islamitische jongeren tegen te gaan, door hen hier kansen en een toekomst te bieden, maar ook door repressief op te treden indien nodig. Dat impliceert ook een zorgvuldige screening van wie terugkeert uit Syrië. Tegelijk moeten we ons hoeden voor al te radicale standpunten.
– In eigen land bekritiseerde de bisschop van Luik het vluchtelingenbeleid. Het wetsontwerp over de woonstbetredingen „flirt met de grondwet” volgens hem. Luidt die reactie een scherper standpunt in van de bisschoppen?
We houden dezelfde lijn aan als voorheen, maar naarmate de politiek het scherper speelt, kan ook de reactie vanuit de kerkgemeenschap verscherpen. Gastvrijheid is een fundamentele vrijheid, waarin burgers hun gewetensoordeel moeten kunnen volgen. Die vrijheid moet gewaarborgd blijven, al vraagt zij ook om regelgeving. Het gaat trouwens om één van de oudste ethische rechten en plichten: een ontheemde opnemen in je huis.

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier