Zondagsmis niet enige criterium

Column

Als het kerkbezoek blijft afnemen zoals in de afgelopen decennia, zo berekenden sommige kranten, zit in 2016 niemand meer in de zondagsmis. Ze steunen zich daarvoor op de studie van het nog niet gepubliceerde, want nog onvolledige rapport Religieuze praktijk in België van Marc Hooghe, politicoloog aan de K.U.Leuven. Uit zijn analyse blijkt dat in 1976 wekelijks 36 procent van de Vlamingen tussen 5 en 69 jaar naar de zondagsmis ging. In 1998 was dat nog
<br>13 procent en vorig jaar nog amper 5,4 procent.
<br>Onder het motto „Wij wachten niet tot 2016”, wilde Het Nieuwsblad in zijn editie van maandag 29 november „de vlucht vooruit nemen en nu al uitpakken met de allerleegste kerken van Vlaanderen”. En dus werden de plaatselijke medewerkers gemobiliseerd om op zondag de kerkgangers te tellen. Ze moesten kiezen voor parochies waarvan werd vermoed dat ze de minste bezoekers hadden. Weekendvieringen op zaterdag – die in vele parochies het talrijkst worden bijgewoond – kwamen niet in aanmerking. Aan de plaatselijke medewerkers werd ook gevraagd hun verhaal te illustreren met een foto die de leegheid van de kerk illustreert. Voor sommige medewerkers was die vooringenomenheid blijkbaar een brug te ver. Ze uitten hun ongenoegen en de actie werd nog vóór het weekend afgeblazen. Volgens Jan De Meulemeester, de adjunct-chef Nieuws van Het Nieuwsblad, was het idee „nog onvoldoende doordacht”.
<br>Desondanks kunnen we niet om de cijfers heen: de ommekeer die decennia geleden begon, leidde tot een continue daling van het aantal zondagse kerkgangers. Dat we nu aan 5,4 procent zitten, wijst erop dat alleen nog een harde kern van katholieken naar de zondagsmis gaat. Daartegenover staat dat de cijfers voor doopsels en begrafenissen min of meer op hetzelfde niveau bleven. Van de Vlaamse kinderen wordt nog steeds 67 procent kerkelijk gedoopt en van de overledenen wordt 70 procent kerkelijk begraven. Ook het aantal kerkelijke huwelijken blijft grotendeels stabiel.
<br>Wie nog elk weekend naar de mis gaat, kijkt van die cijfers niet op. Het is ook algemeen geweten dat de Kerk op scharniermomenten in het leven – geboorte, huwelijk, dood – voor velen nog altijd de uitgelezen plek is om vreugde, verdriet en hoop te delen. Voor de wekelijkse eucharistie is in deze tijd van vertier en consumentenplezier evenwel meer discipline nodig – al blijft de eucharistie, als herneming van het Laatste Avondmaal, van wezenlijk belang voor een doorleefd geloof. In de eucharistie worden we individueel en als gemeenschap telkens weer opgeroepen nieuwe mensen te worden door deel te nemen aan het mysterie van het kruis. Dat besef vergt een engagement dat velen die niet tot de kerngelovigen behoren, niet wekelijks kunnen opbrengen. Anderen kunnen dat wel, maar volgen de eucharistieviering liever in een abdij dan in hun parochie. Weer anderen beleven hun geloof bij een of andere religieuze beweging of door vrijwilligerswerk voor een al dan niet kerkelijke organisatie en/of instelling.
<br>Hoe belangrijk de zondagse eucharistieviering ook is, ze is al lang niet meer het enige criterium om het geloof in onze samenleving te meten. Jezus heeft bovendien nooit gezegd dat de kerken vol moeten zitten. Hij leerde ons wel: „Bemin God bovenal en de naaste zoals uzelf” en „Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren”. Zolang we dat blijven doen, is Hij onder ons en gaat zijn verhaal voort. Ook al moeten we dat in de toekomst wellicht in een ander, kleiner huis vieren: misschien in minder majestueuze interieurs, maar altijd met de confronterende taal van het evangelie die in Bijbelse eenvoud de weg naar hoop wijst. Daarom zullen Kerk en geloof nooit verdwijnen. Niet vóór en ook niet na 2016.

Lees artikel

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier