Nooit meer oorlog

Column

Maandag 11 november 1918, 11 uur. De Eerste Wereldoorlog is voorbij. Hij kostte het leven aan naar schatting tien miljoen militairen. Noord-Frankrijk en grote delen van ons land lagen in puin. Terwijl in Londen en Parijs overwinningsparades door de stad marcheerden, bracht in het Franse Verdun een vrouw een herinneringssteen aan met het opschrift: „Aan mijn zoon. Sinds jouw ogen gesloten zijn, hebben de mijne niet opgehouden te huilen.”
<br>Ruim een halfjaar na de Duitse capitulatie, in juni 1919, werd in
<br>Versailles het vredesakkoord getekend. Duitsland werd daarin als enige schuldige aangewezen en kreeg een onmogelijk in te lossen oorlogsschatting opgelegd. Waarnemers verzuchtten dat dit geen vredesregeling was, maar veeleer een wapenstilstandakkoord voor hooguit twintig jaar. De geschiedenis gaf hen gelijk. In 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Het werd een wereldwijde massaslachting waarbij de verliezen aan mensenlevens niet meer te tellen waren. Historici houden het op een getal dat vier tot vijf keer hoger ligt dan het aantal doden van Wereldoorlog I.
<br>Anders dan de oorlog van 1914-18 maakte de Tweede Wereldoorlog geen onderscheid meer tussen burgers en militairen. Door de technologische ontwikkelingen werd de oorlogsvoering ook onpersoonlijk. Vanuit bommenwerpers werden ‘doelen’ in het vizier genomen, terwijl hardwerkende bureaucraten uurschema’s opstelden voor een efficiënt transport naar de vernietingingskampen. De grootste wreedheden werden als het ware routinematig uitgevoerd, zonder enige persoonlijke betrokkenheid.
<br>Mijn grootouders vertelden me in mijn kindertijd uitvoerig over de Duitse inval in 1914, het leven in de loopgraven, het gifgas en de voedselschaarste. Mijn ouders hadden het dan weer over de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog met zijn angstaanjagende luchtbombardementen. In de lagere school kenden al mijn klasgenootjes gelijkaardige oorlogsverhalen.
<br>Nu onze grootouders en vaak ook de ouders er niet meer zijn, vraag ik me af hoe wij – de babyboomgeneratie, die nooit een oorlog heeft meegemaakt – daarover met jongeren moeten praten. Hoe maak je een generatie, voor wie 11 november en oorlog synoniemen zijn van, respectievelijk, ‘een dag vrijaf’ en ‘ver van hier’, duidelijk dat vrede nooit een verworvenheid is? De oorlog in het voormalige Joegoslavië in de jaren 1990 leerde hoe dun het laagje beschaving kan zijn en hoe makkelijk we onder bepaalde omstandigheden tot wreedheden in staat zijn.
<br>Het is goed dat een feestdag als 11 november in ere wordt gehouden. Het is een dag om dankbaar te zijn dat onze contreien al meer dan een halve eeuw van oorlog en geweld gespaard bleven. Een dag ook van medeleven met al wie wereldwijd wel onder een gewapend conflict lijdt. De moeder die in Verdun een herinneringssteen aanbracht, zien we dagelijks in het tv-journaal: in Jeruzalem, in Bagdad, in een of andere Pakistaanse of Afrikaanse stad. Zonder dat medeleven met de slachtoffers, die ‘band met de ander’, bouwen we nooit de kracht op om onze morele plicht na te leven, met name: de wezenlijke verantwoordelijkheid voor de ander.
<br>De blijvende betekenis van de herinnering aan 11 november 1918 heeft alles te maken met de vaststelling hoe zinloos elke oorlog is. „God weet dat ik de oorlog nu ken, in al zijn vormen,” schreef de Duitse auteur en Nobelprijswinnaar Heinrich Böll op 5 juni 1944 aan zijn latere vrouw Annemarie, „en ik zeg je: ik haat de oorlog, ik haat hem uit de grond van mijn hart, de oorlog en ieder lied, ieder woord, ieder gebaar en iedereen die voor de oorlog ook maar iets anders voelt dan haat. Want hij is zo volkomen zinloos en de politiek is zo mateloos infaam en verdorven, dat het nooit gerechtvaardigd kan zijn zo’n oorlog te beginnen.

Lees artikel

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier