Verlangen naar onsterfelijkheid blijft levend

Column

De recente overlijdens van enkele Bekende Vlamingen toonden weer hoe dubbelzinnig in onze cultuur met de dood wordt omgegaan. De dood wordt opgevoerd als spektakel. In de media verschijnen dan alle details over de laatste momenten van de betrokkene, met foto’s van de plaats waar hij of zij de geest gaf. Anderzijds wordt de dood weggehouden uit het dagelijkse leven. Uitvaarten vinden steeds vaker plaats in cleane funeraria of in het crematorium.
<br>Het lijkt de trend om een afscheid zo persoonlijk mogelijk te laten verlopen en daarvoor lijkt het kerkgebouw niet altijd de geschikte plaats te zijn. Bij die beslissing spelen uitvaartondernemers een grote rol, en nabestaanden gaan in de stress van het ogenblik wel eens snel in op allerlei suggesties. Gevolg: almaar vaker hebben uitvaarten, ook van gelovigen, plaats in de comfortabele beslotenheid van het uitvaartcentrum. En dat terwijl een verzorgde uitvaartdienst in de kerk, liefst met echte muziek (want zingen is dubbel bidden, zei Augustinus al) velen troost en hoop kan bieden in moeilijke momenten.
<br>De doden begraven is een werk van barmhartigheid. Dat aloude liefdeswerk zou nu een zeer eigentijdse invulling kunnen krijgen. In de zin dat parochies erover waken dat ‘hun’ doden met gepaste zegening en gebed kunnen begraven worden of gecremeerd. Zelfs nu de ‘priesterarme’ parochies steeds vaker genoodzaakt blijken gebedsdiensten aan te bieden in plaats van uitvaartmissen.
<br>In verscheidene niet-kerkelijke uitvaarten die bovengetekende mocht bijwonen viel het op dat de aflijvige werd aangesproken als weliswaar niet meer bij ons, maar nog steeds ‘levend’. En dat bleek ook meer dan een stijlfiguur. „Van waar je nu bent, zul je wel zien dat wij het goed blijven doen”, klonk het. Of ook: „We hopen dat je nu rust gevonden hebt.” Dat doet ons besluiten: het verlangen naar onsterfelijkheid in een ‘hemels bestaan’ is sterker dan de christelijke geloofsovertuiging.
<br>Vlak vóór hij in 1977 aartsbisschop werd, verscheen van de hand van Joseph Ratzinger een indrukwekkend boek over de dood en het eeuwige leven. Het werd, met een nieuw voorwoord van de auteur, inmiddels paus Benedictus XVI, vorige maand opnieuw uitgegeven. Schrijver stelt vast dat de mens de onsterfelijkheid uit zichzelf wil laten voortkomen, maar dat deze poging om zichzelf de eeuwigheid te verschaffen, uiteindelijk mislukt. Wat blijft, aldus de paus, is niet wie die mens eigenlijk was. Toespraken bij uitvaarten kunnen vaak slechts de herinneringen aan of de verwezenlijkingen van de geliefde gestorvene oproepen. We richten grafzerken op, maar we weten dat die niet eeuwigdurend zijn. Alvast de gemeente aarzelt niet om ‘verlopen vergunningen’ na luttele jaren te laten ruimen.
<br>Joseph Ratzinger stelt in zijn boek dat op het besef van die onmacht – onmacht die zelden verwoord kan worden – het christelijke onsterfelijkheidsbegrip aansluit. God is immers onsterfelijkheid. Hopen op onsterfelijkheid buiten God is een illusie, benadrukt de huidige paus. Dat inzicht was overigens een van de reden waarom in de oudheid intellectuelen christen werden.
<br>De dood is geen lieverdje. De dood is de vijand van de mens, want scheidt ons van onze dierbaren. De christelijke traditie leert dat wij de dood kunnen overwinnen, als wij hem tegemoettreden met een houding van liefde. Christus deed dat, en de grote heiligen in zijn spoor. Dat is iets wat gelovigen de wereld als hoop te bieden hebben. We mogen de christelijke uitvaart dus niet zomaar laten kisten.

Lees artikel

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier