Waarom nog missie?

Column

OKTOBER missiemaand. In onze contreien is het een vaste traditie om bewuste maand in het teken van de missie te plaatsen. Vele lezers zal het woord missie doen terugdenken aan hun jeugdjaren. Toen had zowat iedere Vlaamse familie nog een tante nonneke of nonkel pater in de tropen. Het was de tijd toen Vlaanderen zijn missionarissen uitzond naar alle uithoeken van de aarde om de volkeren te evangeliseren.
<br>Die verwanten in verre exotische bestemmingen leverden, behalve godsvruchtige getuigenissen, ook stichtende en bij tijd en wijle heroïsche verhalen. De nauwe familieband scherpte evenzeer de solidariteit aan met arme, onderdrukte en uitgebuite mensen. Ze kregen een concrete naam en gezicht. Die verbondenheid uitte zich in tal van campagnes. Brei- en naaiwerk door ontelbare huisvrouwen ondersteund door honderden missienaaikringen. Tombola’s, wafelenbak, pannenkoekenslag en andere meer inventieve acties zorgden voor aanvullende inkomsten.
<br>Een bedrijvigheid waarop nu soms wat meewarig wordt teruggeblikt. Niet helemaal terecht, want ze was uitdrukking van authentiek en gemeend meeleven. Samen met de teloorgang van dit soort activiteiten geraakte de missiegedachte zelf in crisis. Mede door de soms nauwe band met de kolonisatie, die in de laatste decennia van de vorige eeuw volop onder vuur kwam te liggen. De vraag werd niet enkel gesteld of het wel zinvol was geweest ons maatschappelijke systeem te exporteren. Sommigen betwijfelden evenzeer het recht om de volkeren in het Zuiden onze God te leren kennen.
<br>Het antwoord kwam van de lokale Kerken zelf. Zij groeiden naar zelfstandigheid en leren nog altijd moeizaam op eigen benen te staan. Zij ontwikkelen een eigen kerkmodel en zoeken eigen vormen om hun geloof uit te drukken. Toch blijven ze hunkeren naar steun en waardering vanuit onze Kerken in het rijke Westen.
<br>Dat noopte Missio, de hedendaagse benaming voor de vroegere Pauselijke Missiewerken, tot het zoeken naar een hedendaagse invulling van haar zending en haar relatie met de Kerken uit het Zuiden. Trouw aan de traditie verwoordt ze die nu in de trits ontmoeting, dialoog, solidariteit. Wie gelooft, wilt dat delen met anderen. Bij het delen dienen zich vaak onvermoede maar verrijkende ontmoetingen aan. Daarbij kunnen we echter niet langer enkel uitgaan van ons eigen model. We moeten ook luisteren naar de anderen. Meer nog, „als we geloven dat het evangelie is bestemd voor alle volkeren, dan moeten we voortrekkers zijn in dat luisteren”, luidt het. Ten slotte moet ware solidariteit zich concreet uiten in daadwerkelijke steun aan de kerkgemeenschappen wereldwijd, „zodat ze hun dienst aan de samenleving kunnen versterken”.
<br>Zeer zeker een zinvolle en aantrekkelijke motivering. Toch blijft de waaromvraag. Waarom zouden we in de eenentwintigste eeuw nog missioneren? Die prangende kwestie is evenzeer van toepassing op de zinvolheid van evangelisatie hier bij ons. Een inspirerend antwoord vonden wij alvast bij Valeer Neckebrouck. „Het is de liefde van de christen voor zijn God en zijn verlosser Jezus Christus die hem tot het missionaire getuigenis oproept en inspireert”, aldus de pastoraaltheoloog. „Het is de liefde van de Vader voor zijn Zoon Jezus Christus die het objectieve verschil fundeert tussen het christendom en de niet-christelijke godsdiensten.” Om verder over na te denken, ook buiten de missiemaand.
<br>

Lees artikel

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier