Kind van God

Standpunt

In 1989 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) aan. Liefst 196 landen hebben het verdrag geratificeerd, zowat alle landen ter wereld. Ze verbinden zich ertoe actief werk te maken van die rechten. Maken we dat engagement ook waar?
We nodigen u uit ons Dossier over kinderen in oorlogssituaties te lezen. Wereldwijd groeien zo’n 250 miljoen kinderen op in een gewapend conflict. „Het voorbije decennium stierven naar schatting twee miljoen kinderen in oorlogsgebied. Dat is meer dan de helft van het totale aantal burgerslachtoffers. Maar ook kinderen die de oorlog overleven, zijn nog niet uit de gevarenzone. Het geweld, de ontbering en het verlies van familieleden hebben een ingrijpende invloed op de kneedbare hersenen van kinderen”, lezen we.
Hoe rijmen we dat met kinderrechten? Artikel 6 van het IVRK zegt: „De Staten die partij zijn, erkennen dat ieder kind het inherente recht op leven heeft. De Staten die partij zijn, waarborgen in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind.” En artikel 3 luidt: „De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn.”
Doen we dat? Beschermen we kinderen en waarborgen we hun overleven en ontwikkeling? Voor kinderen met de Belgische nationaliteit valt dat globaal behoorlijk mee, maar eindigt daar onze verantwoordelijkheid? Geldt ons engagement ook voor kinderen elders in de wereld? Natuurlijk kunnen we als klein landje niet de hele wereld redden, maar doen we wat we kunnen voor kinderen die elders in nood zijn?
Het zijn confronterende vragen die we niet uit de weg kunnen gaan bij het lezen van ons Dossier. Vier mensen getuigen over hun kinderjaren in oorlogsgebied. De eerste getuigenis, die van Alfons Vandenbussche, Oog in oog met een mens in nood weten we toch wat Christus van ons verlangt? is voor ons de meest herkenbare. Hij groeide op in de Tweede Wereldoorlog. Sommige van onze lezers maakten die oorlog ook mee, of hoorden de verhalen van hun ouders of grootouders.
De andere getuigenissen vergen meer inbeeldingsvermogen. We waren er immers zelf niet bij in Vietnam, Rwanda en Syrië. We kennen de gruwel dankzij verslaggeving in de media, maar we ondervonden de gevolgen niet zelf. Als kind vluchten op een gammel bootje, ternauwernood ontsnappen aan een genocide, vluchten uit een stuk gebombardeerd land. Voor ons zijn dat tv-beelden, voor miljoenen mensen was of is het realiteit. „Hier ben ik niet meer bang dat ik zal omkomen door kogels of ontploffingen”, zegt de Syrische jongeman Abdulrahman Ahmad. Twee landen, een wereld van verschil.
Ook het artikel over het redden van vluchtelingen en migranten op de Middellandse Zee confronteert ons. Velen onder hen ontvluchten gewapende conflicten. Naar schatting 20.000 mensen verdronken de voorbije jaren, bij hen heel wat kinderen. Duitse bisdommen financieren reddingsschepen, al wordt hun dat niet door iedereen in dank afgenomen. Tegenstanders roepen dat dergelijke reddingen een aanzuigeffect hebben, ook al blijkt dat niet te kloppen. Nee, we kunnen niet elke mens op de vlucht in ons land opvangen, dat hoeft ook niet. Het vluchtelingen- en migrantenprobleem is groot en complex, eenvoudige oplossingen zijn er niet. Maar oog in oog met een mens in nood weten we toch wat Christus van ons verlangt? Elk kind is een kind van God. Het evangelie rijkt ons niet de weg van het comfort aan, maar die van de onvoorwaardelijke naastenliefde. Een weg die schuurt en wringt.
Geen kind ter wereld zou in oorlog moeten opgroeien. Onze mogelijkheden om hen te helpen zijn beperkt, maar niet onbestaande. Als straks de zorgeloze zomer aanbreekt, zullen we dan tijd maken om na te gaan wat we voor hen kunnen doen?”

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier