‘De Kerk mag de band met de hedendaagse kunst niet verliezen’

Klapstoel
Ludo Collin
Bisschoppelijk gedelegeerde voor culturele zaken in het bisdom Gent

In en rond de Sint-Baafskathedraal in Gent loopt een gelukkig man, kanunnik Ludo Collin. Het Lam Gods, het vijftiende-eeuwse meesterwerk van de gebroeders Van Eyck, is verhuisd naar de Sacramentskapel, er is 2 miljoen euro toegezegd voor de laatste fase van de restauratie en op 25 maart opent het gloednieuwe bezoekerscentrum.

Al jarenlang staat Ludo Collin (70) op met Het Lam Gods en gaat hij ermee slapen. Zijn grootste wens nu: „Dat corona snel voorbij mag zijn en ons bezoekerscentrum volk over de vloer krijgt. Veel mensen hebben immers keihard gewerkt. We zijn ons ervan bewust dat we beschikken over een uniek kunstwerk dat we op een hedendaagse manier willen ontsluiten voor het grote publiek, maar de kathedraal is en blijft allereerst bestemd voor de eredienst.”

Ludo Collin is ook archivaris van het bisdom. Ook daar kleurt de petite histoire de geschiedenis. © Kristof Ghyselinck
Ludo Collin is ook archivaris van het bisdom. Ook daar kleurt de petite histoire de geschiedenis. © Kristof Ghyselinck

– Ooit omschreef u de restauratie en alles eromheen als een liturgie. Hoezo?
Je verhuist niet zomaar een kist. De panelen van De aanbidding van het Lam Gods zijn danig beladen met religieuze symbolen en aan elk hangt een geschiedenis vast. Wat hebben die allemaal niet meegemaakt? ‘Liturgie’ is misschien wat overdreven, maar met dat kunstwerk omgaan, is toch een ritueel. Het zit nu in een nieuw frame, in een vitrine die superbeveiligd is, supergeklimatiseerd en supergecontroleerd op onder andere belichting. Mocht er zich nu iets voordoen, dan is het makkelijk te evacueren.
– Als alles achter de rug is, zei u nog, is de dialoog tussen het kunstwerk en zijn religieuze functie hersteld. Wat bedoelt u?
Dat was destijds een pijnpunt. Door in 1985 Het Lam Gods te verplaatsen naar achteren in de kathedraal, in de Doopkapel, raakte het zijn context als altaarstuk kwijt. Het was de melkkoe van de kathedraal geworden. De optie was toen al dat het een geïntegreerd kunstwerk in de kathedraal moest zijn, bij een altaar in een kapel en zichtbaar vanaf de kooromgang. De Vijdkapel was uitgesloten. Ze was te klein om Het Lam Gods te beveiligen en een voldoende aantal bezoekers toe te laten. Vandaar de keuze voor de Sacramentskapel, in de as. Die kapel is veel ruimer. Daar, voor een barok portiekaltaar, is nu De aanbidding van het Lam Gods geplaatst.
– Deed het hele proces met ‘Het Lam Gods’ ook iets met uw geloof?
Elk religieus kunstwerk doet dat. Als gelovige kijk je anders naar Het Lam Gods dan als ongelovige. Een ongelovige kan het werk subliem vinden voor zijn techniek, het koloriet of de detaillering, maar als gelovige zie je in elk tafereel en paneel ook de achterliggende boodschap. Een gelovige vindt daarin een meerwaarde tegenover iemand die geen binding heeft met het christendom.
– Is die dubbelzijdigheid precies niet de kracht van het werk?
Inderdaad. Het merkwaardige is dat het werk Het Lam Gods heet. Het hele werk meet vier meter op bijna vier meter, terwijl het afgebeelde Lam twaalf op tien centimeter is. Minuscuul klein. Sta je er echter voor, dan word je bijna gedwongen ernaar „Het Lam? Dat was Christus die me recht in de ogen keek” te kijken, ondanks al die chic geklede edellieden, bisschoppen en pausen errond. Het brengt je meteen bij de essentie van de christelijke boodschap, Christus’ verlossende lijden en sterven. Toen ik dat Lam na de restauratie voor het eerst zag, stond ik als aan de grond genageld. Het was Christus die me recht in de ogen keek met zijn boodschap over „wat ge aan de minste van de mijnen gedaan hebt” en zijn boodschap van de Bergrede.
– U laat het vijftiende-eeuwse topstuk ook omringen door hedendaagse kunst. Waarom?
In de negentiende en twintigste eeuw verloor de Kerk voor een stuk de band met de kunst. Men gooide zich op de neogotiek, met vakmensen en prachtige realisaties, maar de kunststromingen van die tijd gingen wat voorbij aan de Kerk. Zoals de religieuze werken van de Latemse School met Gustave Van de Woestyne. Waarom? De tentoonstelling Epifanie van het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur, nu PARCUM, en van Jan Hoet, in 2000-2001 in de Parkabdij in Heverlee was een eerste poging om hedendaagse religieuze kunst te confronteren met het historische kader van een abdij. Daarna volgde de expo Sint-Jan in 2012 in de Sint-Baafskathedraal met werk van onder meer Wim Delvoye, David Claerbout, Berlinde De Bruyckere en Michaël Borremans. Dat was zo betekenisvol: een hedendaags kunstwerk kan je ook als gelovige aanzetten tot nadenken. Bovenop de kathedraal prijkt een kruisbeeld van Chris Martin waarvan de dwarsbalken plooien alsof Christus de miserie in de wereld niet meer kan aanzien. Dat spreekt ook jonge mensen aan. Als Kerk mogen we de band met de hedendaagse kunst niet verliezen. Er zijn mooie signalen, ook inzake muziek. Wat bijvoorbeeld de Estse componist Arvo Pärt met enkele noten aan religieuze emotie kan teweegbrengen, is ongelooflijk.
– Wat is het eerste dat u gaat doen als de hele operatie ‘Het Lam Gods’ is afgewerkt?
Eerst volgt de derde fase van de restauratie. Die start pas in het voorjaar van 2022, omdat we de eerste maanden van ons onthaalcentrum geen foto’s in de vitrine willen plaatsen. De restauratie zal nog drie tot vier jaar duren. Dan is het volledig klaar, neem ik veertien dagen vakantie en ga ik niet naar musea (lacht).

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier