Windhanen zijn trouw als goud

Mensen

Aanmaak of restauratie van windhaan berust op samengaan van koper, verf, lijm, bladgoud en soms vernis

  • Een haan staat symbool voor waakzaamheid
  • Bol van torenspits bevat soms boodschappen

In oktober kreeg de Sint-Jobkerk in Schoonbroek (Retie) zijn windhaan terug. © Bert De Deken
In oktober kreeg de Sint-Jobkerk in Schoonbroek (Retie) zijn windhaan terug. © Bert De Deken

„Op den toren van de kerk,/staat een windhaan, schoon en/Al de winden van de wereld/bliezen al millioenen keeren;/al de winden van de wereld/konden onzen haan niet deren.” Zo rijmde de liberale flamingant Jef Mennekens in zijn bundel De bloeiende tuin (1930) vrijelijk over De windhaan. Over de achtergrond van „de vlot wendbare ijzeren of bronzen wind- of weerhaan” (girouette, in het Frans) die op vele kerktorenspitsen pronkt, schreef Jan Klinckaert, nu adviseur religieus erfgoed bij vzw PARCUM, eerder al het volgende: „Het gebruik is in de christelijke wereld algemeen verspreid en zeer oud. Reeds in de negende eeuw liet Rampertus, de bisschop van Brescia, een windhaan voor zijn bisschopskerk vervaardigen. Dat nu precies de voorstelling van een haan werd uitgekozen om het kerkgebouw en de torenspits te bekronen, heeft alles te maken met de christelijke symbolische betekenis die men aan de haan heeft toebedeeld. De haan, die elke morgen met zijn luidkeels gekraai de dageraad begroet, wordt gezien als het symbool van de waakzaamheid. Hij kondigt uit de duisternis de komst van het licht aan.”
Bij lutherse kerken, zegt Jan Klinckaert, verschijnt een zwaan op de torenspits. „Dat houdt verband met een legende waarbij de protestant Hus bij zijn veroordeling tot de brandstapel de komst van Luther aankondigt als de komst van een zwaan. In recentere studies wordt er ook wel op gewezen dat het plaatsen van monsters en dierenfiguren op kerken ook een (heidense) bezwerende betekenis of oorsprong zou kunnen hebben, het weren van het onheil of het kwade.”
In oktober nog werd de opgepoetste windhaan van de Sint-Jobkerk in Schoonbroek terug op de torenspits gehesen. Daar koppelde men nog een ander gebruik aan de feestelijke terugzetting. „Bij het terugplaatsen van de windhaan op het kruis,” zegt Joris Nuyts, voorzitter van de kerkfabriek, „is het een traditie dat de plaatselijke inwoners of verenigingen een boodschap in de bol kunnen laten stoppen. Bij een nieuwe restauratie binnen x-aantal jaar kunnen onze nakomelingen dan zien en lezen hoe wij de wereld vandaag beleefden en wat onze visie op de toekomst was. We vroegen de inwoners van Schoonbroek en de verenigingen „Een vernieuwde windhaan kan twintig tot vijfentwintig jaar mee” of ze hun visie in de vernieuwde bol wilden meegeven tegen een kleine financiële compensatie voor de restauratie van de beelden in de kerk. We ontvingen een vijftigtal reacties.” Alvorens de haan naar boven werd getakeld, gaf pater Nicolaas hem de zegen.
Voor de restauratie van de Schoonbroekse windhaan tekende het bedrijf Van der Loeff uit Melle, een koperslagersfamilie van zeven generaties oud die ook onder meer de torenbekroning van de abdij van Averbode realiseerde. Sandra van der Loeff beschrijft het procedé van de productie en de restauratie van een windhaan: „De aanmaak start met twee koperen platen van 0,8 tot 1 millimeter dik. Elke helft wordt afzonderlijk in de matrijs gebracht. De helften worden daarop met klinknagels aaneengezet. Het geheel krijgt een grondlaag met verf die compatibel is met de oliemixtion, een soepele lijm op basis van drogende olie. Daar komt het bladgoud op van 22,75 karaat en 12 micron dik (0,01 millimeter), het dikste bladgoud dat te verkrijgen is. Die krijgt soms een laag vernis die het bladgoud beschermt tegen krassen van vogelpoten. Zonder vernis blinkt de haan echter veel feller. Een kerk zonder windhaan is vrij uniek, zoals de Sint-Jacobs in Gent waar een windvaan op staat. Doorgaans is een windhaan twee tot drie kilogram zwaar, 45 tot 60 centimeter lang en gaat na restauratie twintig tot vijfentwintig jaar mee.”
De romancier Charles De Coster vereeuwigde in 1896 in De legende van Uilenspiegel de windhaan alvast met stijl, waarbij Tijl zijn vriend Lamme richting Koolkerke stuurt: „Op den toren staat een windhaan op zijne roestige hengsels te draaien. Dat geknars wijst aan de arme mannen die hunne liefste verloren, den weg langs welken zij die zullen vinden. Maar vooreerst moet men zeven reizen met een hazelaarstaksken op elk muurvlak slaan. Als de hengsels knarsen, terwijl de wind uit ’t Noorden blaast, is ’t die kant dien gij nemen moet, doch met omzichtigheid, want Noordenwind is oorlogswind; blaast hij uit ’t Zuiden, ga dan maar blijgemoed: ’t is minnewind; uit het Oosten, loop dan gezwind: ’t is licht en vroolijkheid; uit het Westen, ga traagzaam: want die wind brengt regen en tranen.”

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier