Op de dool

Standpunt

Staat hij bij u ook al klaar? Al daalt de kerkelijkheid, in vele huiskamers zien we in deze tijd van het jaar toch nog een kerststal. Doorgaans is het een armoedige constructie, enkele houten latjes bij elkaar getimmerd, met in het midden een kribbe en wat stro, klaar voor de geboorte van het Kind. Een idyllisch plaatje? Op het eerste gezicht wel, maar bij nader inzien een confronterend beeld. Bevallen in een stal, dat is niet meteen de droom van jonge, aanstaande ouders.
Strikt genomen is er van een stal geen sprake in de Schrift, maar de evangelist Lucas schrijft tot driemaal toe dat Jezus in een kribbe lag: „Zij bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg” (Lucas, 2, 7). Van Dale omschrijft een kribbe als een „voederbak voor beesten”, dus mogen we er redelijkerwijze van uitgaan dat het inderdaad om een stal ging. Het is duidelijk dat de Messias niet bijster welkom was en helemaal onderaan de maatschappelijke ladder moest beginnen.
Dat er geen plaats was in de herberg, was helaas geen uitzondering. Nu, tweeduizend jaar later, zijn er nog steeds mensen op de dool, voor wie we geen plaats hebben. Nog steeds zijn er kinderen die worden geboren en leven in erbarmelijke omstandigheden. Ja, ook bij ons, in het rijke Westen. Het kerstverhaal drukt ons jaar na jaar met onze neus op de feiten.
Neem nu de bijna tachtig miljoen vluchtelingen die door het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) worden erkend. Dat is zeven keer de totale bevolking van ons land, een duizelingwekkend getal. In werkelijkheid zijn het er zelfs meer. Hoe kijken wij naar die mensen? Zien we in hen de noodlijdende medemens, of enkel een last? Kijken we door de ogen van de zorgzame herders, of door de ogen van de harteloze herbergier?
Wat horen we vaak uitvluchten wanneer het over In Vlaamse parochies ontfermen gelovigen zich over mensen die have en goed achterlieten vluchtelingen gaat. „We kunnen niet iedereen bij ons opvangen.” Nee, dat klopt, maar dat vraagt ook niemand. Of erger nog: „Waarom moeten wij iedereen opvangen, de landen in de regio van herkomst kunnen toch ook een inspanning doen?” Wel, dat is precies wat er gebeurt. Wist u dat Turkije 3,5 miljoen vluchtelingen opvangt? Jordanië, een land met evenveel inwoners als België, vangt er drie miljoen op. En wij? Iets meer dan 60.000. Dat is niet slecht, maar laten we niet doen alsof de halve wereld bij ons komt aankloppen. In Europa levert enkel Duitsland een echt grote inspanning. Alle andere landen die veel vluchtelingen opvangen liggen in Azië, Afrika of Latijns-Amerika. Armen vangen armen op, dat is de realiteit.
Nu kunnen we over het vluchtelingenprobleem hevige discussies voeren, maar er zijn ook mensen die in alle stilte de handen uit de mouwen steken. Dat gebeurt uiteraard ook in de Kerk, waar het een eeuwenoude traditie is. In onze Vlaamse parochies en christelijke verenigingen ontfermen gelovigen zich over mensen die have en goed achterlieten en naar een ver land trokken. In ons Dossier richten we de schijnwerper op vier christelijke initiatieven. We laten daarbij de vluchtelingen zelf aan het woord. Hun verhalen zijn een stomp in de maag. Ze werden mishandeld, verloren dierbaren, kenden angst en ontbering, leven nog steeds in onzekerheid.
In de kribbe onder onze kerstboom ligt straks het Kind. Het kijkt ons aan en vraagt ons wie wij zijn. Zijn wij de herbergier? Is onze herberg gesloten, net als ons hart? Halen we alle mogelijke excuses van stal om ons te keren tegen verschoppelingen? Of horen we nu al de stem van de volwassen Jezus: „Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen.”? Uiteindelijk komt het altijd opnieuw aan op dat ene zinnetje in het evangelie: „Al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.”

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier