Weten en geloven

Standpunt

Wie geregeld een krant of tijdschrift leest, krijgt tal van interviews geserveerd, het ene al interessanter dan het andere. Die overvloed heeft helaas tot gevolg dat we al snel vergeten wat we gelezen hebben, het volgende interview lonkt immers al. Soms echter stuit een mens op een vraaggesprek dat blijft hangen. De geïnterviewde raakt ons, neemt even van ons bezit, om welke reden ook.
Dat overkwam me laatst nog, toen ik in de krant De Standaard een uitgebreid gesprek met de Duitse astrofysicus Heino Falcke aantrof. Falcke geniet wereldwijde faam voor zijn onderzoek naar zwarte gaten, gebieden in de kosmos met een enorme en zeer compacte massa. Samen met zijn onderzoeksteam slaagde hij er in april van dit jaar in om als eerste een foto van zo’n zwart gat te maken. Hem een topwetenschapper noemen, is dus beslist niet overdreven.
In zijn woonplaats nabij Keulen kennen ze Heino Falcke nochtans op een heel andere manier. Hij is er lekenpredikant in zijn evangelische gemeente. Het boeiende is dat hij zijn rol als wetenschapper niet gescheiden houdt van zijn rol als gelovige, maar ze naadloos in elkaar laat overlopen. Zo zegt hij onder meer: „Er zijn tussen geloof en wetenschap meer parallellen dan je denkt. De vragen gaan dezelfde kant op. Allebei zoeken ze naar de oorsprong van alles. Maar vragen naar de zin van het leven zal de natuurkunde nooit kunnen oplossen. Dan kom je op een ander terrein. Voor mij is God het begin en het einde, omdat ik daar heilig in geloof.”
Falcke kent en aanvaardt de grenzen van de wetenschap: „We hebben leren begrijpen hoe sterren ontstaan, hoe materie ontstaat, hoe de aarde is ontstaan. Maar op een filosofischer, dieper niveau zullen we, denk ik, puur door op natuurwetenschap een beroep te doen, nooit begrijpen waar we vandaan komen. Er zijn vragen waarop de wetenschap altijd het antwoord schuldig zal moeten blijven.” Wanneer men denkt dat de wetenschap alles kan verklaren, wordt die wetenschap zelf een religie Hij is dus niet enkel intelligent, maar ook verstandig.
Het is tijd dat we de fictieve tegenstelling tussen geloof en wetenschap begraven. Het tijdperk waarin de Kerk wetenschappelijke stellingen verwierp omdat ze ogenschijnlijk niet pasten in de geloofsleer, is gelukkig voorbij. Nu zien we echter het omgekeerde gebeuren. Mensen verwerpen het geloof omdat ze zich blind vastklampen aan de wetenschap als enige wegwijzer in het leven. Wanneer men gaat denken dat de wetenschap alles kan verklaren, inclusief de betekenis en de zin van ons bestaan, dan wordt wetenschap een geloofskwestie en dus een religie op zich. Het ontbreekt de hedendaagse mens aan het vermogen om los te laten en te aanvaarden dat ons begrip van het bestaan begrensd is.
Wat we nodig hebben, is de moed om echt kritisch in het leven te staan. Kritisch genoeg om geregeld ons eigen geloof te bevragen, maar ook om onze grenzen te erkennen. Om te beseffen dat wat we niet weten gigantisch veel groter is dan wat we weten. Om te aanvaarden dat wat in het leven echt van tel is, veeleer een kwestie is van overtuiging en geloof dan van zekerheid en wetenschappelijk bewijs. We geloven zonder spijkerharde zekerheid in de liefde, in de vriendschap, in de mensheid en in de toekomst, waarom zouden we dan niet kunnen geloven in God?
Die houding proef ik ook in de woorden van Heino Falcke: „Wie of wat lag er aan de basis van de oerknal? Wat was er vóór de oerknal? Die vragen kunnen we nooit fundamenteel met experimenten oplossen. Op een gegeven moment kom je inderdaad uit bij een punt waarop je moet kiezen: hou ik op met vragen, of kom ik met een geloofsuitspraak? Mijn nulhypothese is: in den beginne was er God. Voor sommige collega’s neemt wetenschap de plaats in van geloof. Voor mij niet. Geloof betekent dat ik altijd hoop mag houden, dat vind ik zoveel groter en fundamenteler.”

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €52
tot eind 2024

Registreer je hier