‘Mijn moeder bleef trots, zelfs in de laatste, onterende jaren’

Klapstoel
Marnix Peeters
Auteur

Wie Marnix Peeters (54) kent van zijn baldadige romans, schrikt misschien van zijn nieuwe pennenvrucht. Zo donker buiten. Afscheid van een moeder met alzheimer is een verzameling bedachtzame teksten over ouders en kinderen, over aftakeling, levensvreugde en dood, liefde en rouw. „Ik snap niet dat anderen niet én stout én teder zijn”, zegt hij. „Het lijkt me saai om maar één mens te zijn.”

Hij vraagt of het boek niet te hard is. Of hij mensen die in hun eigen omgeving pas kennismaken met dementie, geen angst aanjaagt. Dat is niet zo. Marnix Peeters verbloemt of relativeert de rauwe realiteit niet, maar legt tegelijk de troostende schoonheid van gewone dingen bloot, en van verdriet. „Misschien is dat rouwen, graven naar voorbij het verdriet”, schrijft hij ergens in het boek. „Opnieuw kleuren ontwaren in een donkere herinnering.”

Marnix Peeters: „Tussen a en z, begin en einde, moeten we toch een beter mens zien te worden?” © Frank Bahnmüller
Marnix Peeters: „Tussen a en z, begin en einde, moeten we toch een beter mens zien te worden?” © Frank Bahnmüller

– U schrijft dat u uw demente grootvader als kind best grappig vond, maar dat uw moeder er de humor niet van zag. Had ze gelijk?
Ze verzorgde haar vader toen en ze zei dat de ziekte enkel angst en kwaadheid overliet. Nadat zijzelf de diagnose kreeg, heb ik haar inderdaad nooit meer vrolijk geweten. Voorheen had ze altijd gezegd dat we haar „een pilletje moesten geven”, mocht ze dement worden, maar vanaf die dag verdedigde ze zich met hand en tand tegen elke suggestie dat er iets met haar aan de hand was. Angst vrat de realiteit volledig weg. Mijn vader praatte pas over haar ziekte toen die al zo ver gevorderd was dat ze niet meer kon meepraten.
Net zoals zij, hoop ik nu dat het mij niet overkomt. Ik heb pas mijn wilsbeschikkingspapieren in orde gebracht. Ik moet achteraf wel toegeven dat we, in het geval van mijn moeder, nooit het punt hadden kunnen aanduiden dat ze dat pilletje had moeten krijgen. Zelfs in de grootste uitzichtloosheid blijf je speuren naar iets dat het de moeite waard maakt. Ik hielp haar bijvoorbeeld bij het eten. Dat ontroerde me zo dat ik onmogelijk kon zeggen dat haar leven niets meer waard was.
– „God bestaat als Hij van pas komt”, schrijft u aan het einde van het boek, wanneer u zich voorstelt dat uw moeder het weer beïnvloedt. Doet haar dood u anders kijken naar religie?
Verhuizen naar de Oostkantons veranderde al veel. Die streek is een micromaatschappij, waar de voorbije eeuw amper iets veranderde. De meeste mensen verzorgen hun ouders er nog thuis en ook de parochie is een hechte en overtuigde gemeenschap. Ik herinner me mijn eerste gebedswake, bij het overlijden van de negentigjarige heer Vogt, die bij zijn zoon woonde. De kerk zat afgeladen vol en de mensen kenden de psalmen uit het hoofd. Het was bijzonder en inspirerend. Achteraf ging het in stoet naar het huis van de overledene, binnen via de voordeur en buiten via de achterdeur. Drie dagen later zongen 150 mensen op het kerkhof de afscheidspsalm. Ik begreep plotseling waar collectiviteit om gaat en hoe het troost. Het was overduidelijk dat die zoon „Ik weet niet wat ik ben op vlak van theïsme, maar ik ben wel in zekere zin opnieuw kerkelijk” gedragen werd door de gemeenschap en met die tastbaarheid verliezen we veel. Ik ben christelijk opgevoed en was ooit misdienaar, maar een tijdlang boeide het geloof me minder. Nu trekt het me weer aan. Ik weet niet wat ik ben op vlak van theïsme, maar ik ben in zekere zin opnieuw kerkelijk. Er wordt vaak gezegd dat je thuis bezig kunt zijn met de zin van het leven, maar dan vergeet je de waarde van collectiviteit.
– Voor wie schreef u dit boek?
Allereerst voor mijn moeder, met haar Limburgs-Kempense bescheidenheid. Ze wilde niet te veel gedruis veroorzaken en voedde ons ook zo op. Ze was echter ook trots. De verpleegster vertelde dat ze ook in de laatste, onterende jaren trots in de spiegel bleef kijken en dat ontroert me. Daarnaast stelde ik vast dat de columns waarin ik over mijn moeder schreef bij velen een snaar raakten. Ik denk dat het komt omdat ik gewoon heel proper iets persoonlijks opschrijf. De overgemediatiseerde wereld vraagt voortdurend meningen. Mensen appreciëren misschien dat ik het bij iets heel eenvoudigs houd. Ik mis mijn moeder.
Vooraf kon ik me niet voorstellen wat haar dood met me zou doen. Ik nam me voor het verdriet alle ruimte te geven, of het nu een beekje zou blijken of een oceaan. Het bleek te komen en te gaan, maar tilde me niet uit mijn hengsels. Het gaf me zelfs nieuwe energie om veel van het leven te maken.
– Hier en daar vraagt u zich af of het leven van uw ouders genoeg was. Is het dat?
Uiteraard heb ik die vraag niet te stellen in naam van iemand anders. Minimalistisch leven is ook te bewonderen, maar vanuit mijn eigen blik vraag ik me af of mijn ouders niets misten. Mijn levenskwaliteit nam bijvoorbeeld sterk toe door naar Afrika te reizen, omdat mijn empathie toenam. Het leven begint bij a en eindigt bij z. Tussenin moeten we toch een beter mens zien te worden? Daar staat tegenover dat mijn moeder en mijn vader een minieme ecologische voetafdruk hadden. Ze maakten zich klein om zo weinig mogelijk kapot te maken. Dat zit ergens ook in me. Mijn oude wandelschoenen zijn nu instekers voor in de tuin.

Lees meteen verder

Ik ben nog geen abonnee

Krijg 1 maand toegang
voor €5
OF

Word abonnee
voor €45
tot eind 2024

Registreer je hier